Reisverslagen Suriname (2006)

12/4/2013: Voor www.reisomdewereld.nl schreef René Hoeflaak in 2006 en 2011 twee reisverhalen. Altijd leuk om terug in de tijd te lezen. Hieronder het verslag uit 2006 zoals die al zeven jaar te lezen is op de site van Reisomdewereld.

Maart 2006: School in Kajana (foto: René Hoeflaak)
Maart 2006: School in Kajana (foto: René Hoeflaak)

2006:

Luchtzakken boven de jungle, thee drinken in Groningen en wegdromen in hangmatten. Drie weken Suriname. Een reis langs het verleden en het heden en met waardevolle ontmoetingen, aldus René Hoeflaak.  Nederland in de tropen? Een land vol herkenning? ‘Wij spreken dezelfde woorden, maar niet dezelfde taal’, aldus onze gids op de plantage.

Het schemert als we de vliegtuigtrap aflopen. In het donker rijden we van Johan Adolf Pengel Luchthaven naar Paramaribo. Er is maar één weg naar de noordelijk gelegen hoofdstad. Een weg langs Chinese supermarkten, benzinestations, eettentjes, reclamezuilen en af en toe een moskee. Bij Lelydorp, op een kwartier van Paramaribo, wordt het verkeer drukker en bij de eerste de beste afslag zijn we in Paramaribo. We staan zowaar in de file. We zijn moe, moeten wennen aan de warmte en willen naar bed. Toch gaan we met onze gastheer- en vrouw Ricardo en Olivia eerst nog smakelijk bami en saoto eten bij één van de vele Javaanse restaurantjes in Blauwgrond. Hier hebben we geen spijt van. Een aangenaam en gepeperd welkom in Suriname.

Cola Kreek

De levendige en afwisselende Kwattaweg hebben we gisteren, op onze eerste dag, wandelend verkend. Vandaag rijden we met onze via via gehuurde Four Wheel Drive naar Cola Kreek, één van de meest geliefde en favoriete plekjes van Suriname. De laatste kilometers naar Cola Kreek rijdt Cynthia ons slingerend maar behendig langs putten en gaten over een bauxietrood gekleurd maanlandschap. Vlakbij de toegangsweg stoppen we bij het herdenkingsmonument van de Zanderij vliegramp van 1989, enkele tientallen meters voor de landingsbaan. Een emotioneel moment. Cola Kreek is verlaten op deze maandagmiddag. Er zijn hooguit vijf bezoekers en de hutjes zijn leeg. We hebben de kreek voor ons alleen en poedelen heerlijk in het cola gekleurde water.

Van Groningen naar Uitkijk

We zijn nieuwsgierig naar het Groningen van Suriname. Volgens de kaart een redelijke grote plaats langs de weg richting Nickerie, bij de oostgrens. Wegwijzers en plaatsaanduidingen zijn zeer zeldzaam in Suriname. We rijden een uur en de weg wordt stiller. “Waar is Groningen? Hebben we die ene afslag net gemist?” wijfelen we hardop.

De beheerder van een verlate supermarkt langs de weg stelt ons gerust. “De eerste weg links”. Na een kwartier rijden we eindelijk Groningen binnen. Het blijkt een verlaten en stil dorpje aan de Saramacca rivier dat bestaat uit niet meer dan enkele straatjes, een aanlegsteiger, een voetbalveld met kantine, een pleintje met een belastingkantoor, de ambtswoning van de District Commissaris, twee telefooncellen, diverse monumenten ter nagedachtenis van honderd jaar boerenkolonisatie en een aanlegsteiger. Tot onze opluchting ook een terras, aan de oever van de Saramacca. Hier in het Surinaamse Groningen bekruipen mij gemengde gevoelens. “Wat hebben we hier te zoeken?” vraag ik mij enerzijds af en “niet willen missen!!” anderzijds.

De laatste gedachte gaat zeker ook op voor de oversteek per veerpont van Groningen naar Uitkijk. De aanwijzingen van de bootsmannen en de “soepele” veiligheidsvoorschriften doen de naam “Uitkijk” recht aan

De auto van de president

Vandaag is het Holi Phagwa, een nationale feestdag in Suriname. Iedereen is blijkbaar de stad uit want Paramaribo is uitgestorven. Een mooie gelegenheid om de stad te verkennen. Paramaribo telt veel overheidsgebouwen. We passeren veel ministeries en directoraten. “De geblakerde houten gebouwen en kerken kunnen wel een opknapbeurtje gebruiken” is de mening van Willem en ik. Het centrum van Paramaribo is in een ochtendje goed te bewandelen. De Grote Moskee staat naast de synagoge. Het tekent de gemoedelijke sfeer van Paramaribo.

Vlakbij Fort Zeelandia, tegenover de Palmentuin, lopen we ongemerkt achter het kabinet van de President en tussen een aantal zwarte limousines. De limousine met kenteken SU 1 moet van de president zijn. Die moet op de foto. We staan immers niet iedere dag bij een presidentsauto. De bewaker, tien meter verderop, raakt verre van gespannen van onze aanwezigheid op deze, in vele andere landen beladen, plek. Volmondig bevestigt hij dat we daadwerkelijk bij de Presidentiële limousine staan.

Maart 2006: Auto van de (toenmalige) president Venetiaan (foto: René Hoeflaak)
Maart 2006: Auto van de (toenmalige) president Venetiaan (foto: René Hoeflaak)

Fort Nieuw Amsterdam

Bij de veersteiger van Leonsberg stappen we, met twee bromfietsers, op een klein bootje naar Fort Nieuw Amsterdam, daar waar de zee zich splitst in de Suriname Rivier en de Commewijne Rivier. We lopen over de vestingmuren. Bij de kanonnen genieten we van het uitzicht over de zeemonding. Het fort is nu een openluchtmuseum met onder meer een koetshuis en een sluis. “Maar waar zijn de bezoekers en waar is de ingang” vragen we ons af als we al een tijdje binnen de vestingmuren en het museum wandelen.

Fort Nieuw Amsterdam was tot 1983 in gebruik als gevangenis. In de cellen hangen posters van het WK 1974. Bij de isoleercellen liggen nog oude dienstroosters van de cipiers. De rust wordt verstoord door het getik van een typemachine. Een medewerker van het fort typt de instructies voor zijn tijdelijke opvolger en geeft ons tussendoor een lesje Surinaamse gschiedenis. Zijn eerder uitgetikte geschiedschrijving had hij uitgeleend en helaas nooit meer teruggehad. Terug, bij de aanlegsteiger in Leonsberg aan de overkant eten we heerlijke telo met satésaus.

Rust en Werk, Nijd en Strijd

Bij schrijfster Cynthia Mc Leod zelf kopen we een kaartje voor de naar haar genoemde bootttocht over de Commewijne Rivier langs diverse plantages. “U hoeft niets mee te nemen, alles is er” aldus de schrijfster. Niets blijkt minder waar. Naast lekkere broodjes wordt ons op de boot op boeiende en geestige wijze een lesje geschiedenis voorgeschoteld.

De diverse plantages voorbijvarend horen we veel over de slavernijperiode. Ik stel me voor hoe de plantagedirecteuren tussen de bijna zeshonderd plantages met tentboten af- en aan voeren. We meren aan bij plantage Rust en werk. De geschiedenis suist door de bomen. Net als op alle andere plantages is alleen de sluis nog bewaard gebleven. Op plantage Frederiksdorp, naast Buitenrust, staan nu zeven lodges voor toeristen en drinken we verse meloensap. We keren bij plantage Alkmaar. De plantagenamen ontstonden vaak in een vlaag van heimwee. Kortom, we beleven een leerzame en vermakelijke dag. Een aanrader.

Waar is White Beach?

Op de terugweg van een dagje “No Span” op White Beach, aan de Suriname Rivier, stoppen we langs het Clarence Seedorf Sportcomplex. Het complex ligt aan de Highway vlakbij Onverwacht op ongeveer 30 kilometer van Paramaribo. Het portret van Seedorf hangt meer dan levensgroot bij de ingang. Het complex ligt er, zeker voor Surinaamse begrippen, keurig onderhouden bij. De kantine hangt vol met shirts van de bekende voetballer. Binnen mag ik helaas geen foto’s nemen. De kleedkamers en tribunes zijn vernoemd naar de clubs waar onze landgenoot heeft gespeeld.

Naar het binnenland. Awarradam

Na ruim een week Paramaribo en omgeving is het de hoogste tijd voor een trip naar het binnenland. Met veertien medepassagiers stappen we op vliegveld Zorg en Hoop in een Antonov van maatschappij Blue Wing. De tweede piloot stapt als laatste in en wenst ons “een goedemorgen samen” Na drie kwartier landen we op de landingsbaan van Kayana, een stuk open gras midden in de jungle, naast de Gran Rio rivier. We stappen van het vliegtuigje over op een korjaal, een flinke kano met aanhangmotor.

Op naar Awarradam. In de korjaal, heet de jungle ons welkom met een tropische regenbui. We slapen in lodges op een eilandje in de rivier, de Awarradam Jungle Lodge, een half uur stroomafwaarts van Kayana. De vriendelijke personeelsleden van de lodge wonen ook op het eiland en zijn afkomstig uit nabijgelegen dorpjes van Sarramacaners. Hoe graag we ook willen, kontakt leggen gaat erg moeizaam. Zij spreken nauwelijks Nederlands of Engels. Onze gids Henk, die geboren is in één van de nabijgelegen dorpjes en graag een keer sneeuw wil zien, spreekt wel Nederlands.

Hij treedt op als tolk en vertelt ons veel over het leven van de Saramaccaners. Het eiland is een klein paradijsje. De lodges liggen aan de rivier en zijn voorzien van klamboes en hangmatten, af en toe poedelen we in de rivier en er is Parbo bier genoeg. Nee, hier houden we het wel vijf dagen uit. Er is geen stroom. Om zeven uur gaat de zon onder. Daarna loodsen wen ons met olielamp en zaklantaarn van lodge naar douche/toilet en eettafel. Vooral voor Maureen en Cynthia een hachelijke onderneming want ook de kikkers trekken er in het donker op uit. En vogelspinnen brengen de nacht graag door in de douche. Welcome in the Jungle.

Kayana

Vanaf het eiland maken we vijf dagen lang enkele uitstapjes. Zo zwemmen we bij enkele stroomversnellingen, bezoeken we een kostgrond aan de overkant en leren we tijdens een boswandeling dat de jungle een apotheek is. Bijzonder is de wandeling door de Saramacca dorpjes Stonukhu, Godowatra en Kayana. In de dorpjes wonen enkele honderden Saramaccaners, verre afstammelingen van weggelopen slaven. Het is erg rustig in de dorpjes. Veel vrouwen werken op hun kostgrond en de mannen vissen op de rivier of zijn in het oerwoud.

Het heeft net geregend. We glibberen over de bemodderde paadjes tussen de hutjes. Henk legt ons uit dat we aan de sloten op de deur kunnen zien waar de bewoner is. (Hangend los slot; Vlakbij. Hangend vast slot maar wel zonder sleutel te openen; in het dorp. Deur op slot: Ver weg RH.) Onderweg naar Kayana begroeten we de Kapitein. Hij is het hoofd van het dorp en spreekt ook recht. In Kayana bezoeken we een basisschool, aan de oever van de rivier. De school is mede ontstaan met behulp van Nederlandse toeristen.

We krijgen een kijkje in de school en ontmoeten enkele Nederlandse onderwijzers. Onder primitieve omstandigheden doen zij hun werk. Ik drink een Parbo met Frits, de hoofdonderwijzer. Tegenover de school krijgen we, bijgelicht door oliemlampen, een demonstratie van de Sekketie, Bandamba, Alesingo en de Kawina dans. In het aardedonker varen we terug naar Awarradam. We zijn geheel overgelaten aan de bootsman. “Hij vaart hier al 35 jaar”, aldus gids Henk. Dertig minuten varen we tussen Zorg en Hoop. Geheel op ervaring, drie keer licht bijschijnend, loodst de bootsman ons weer veilig terug naar eiland. Een belevenis die het daglicht niet kan verdragen. De vliegreis terug naar Paramaribo lijkt veel op een ritje over de achtbaan. In hevige regenbuien zweven we tussen zorg en hoop.

In Kayana bezoeken we een basisschool, vrijwel aan de over van de rivier. De school is mede ontstaan met behulp van toeristen

“Waar ga jij?”

Nog wat familiebezoekjes en laatste inkopen en onze reis naar Suriname zit er op. Ik mag niet jokken, we hebben een prima tijd gehad en kennisgemaakt met het verleden en heden. Een kennismaking met een warm land met warme mensen. Bijna drie weken zijn omgevlogen. Ik maak nog een laatste wandeling door Munderbuiten. Een vriendelijke buurtbewoner roept mij behulpzaam en met goede bedoelingen toe: “Waar ga jij?”. Wel, we gaan terug naar Nederland. Helaas maar wel met een vastbesloten “Tot de volgende keer, samen.”

Leave a Reply